zondag 1 augustus 2010

De start van een veiligheidscultuur

Hoe kun je nu een veiligheidscultuur creëren, waar te beginnen.

Regels zijn er genoeg voorhanden, maar hoe krijg je nu een wijziging van cultuur voor elkaar?

Dit artikel gaat over de invloed van ons als mens in de voorbeeldrol en wat nu juist datgene is dat het verschil maakt. Hoe kleine dingen een groot verschil kunnen maken. Bijvoorbeeld hoe het mogelijk is dat een rage ontketend wordt. De mate van aandacht neemt langzaam toe en dan ineens lijkt het of iedereen meedoet. “The tipping point” een boek van Malcolm Gladwell gaat over dit verschijnsel binnen de marketing. Dit is een hele andere wereld, maar het mechanisme dat beschreven wordt is niet anders.

Een voorbeeld dat Malcolm beschrijft is de terugkeer van de Hush Puppies aan het eind van de negentiger jaren in Amerika. De hele trend vond haar oorsprong bij slechts enkele jongeren die in een winkel voor gebruikte artikelen Hush Puppies kochten. Zij vonden het stoer om juist die oude ‘Pa en Ma’ schoenen te gaan dragen. Het groepje kreeg aanhang en werd later gespot door “trendwatchers” en er werd over geschreven, het werd hip, meerder volgden, de kritische massa werd bereikt en de rage was ontketend.

Het boek gaat niet in op de psychologische mechanismen waarom de overige jeugdigen ook Hush Puppies zijn gaan dragen. Het gedrag van enkele personen is gekopieerd er is een nieuwe groep ontstaan die allen Hush Puppies droegen, een nieuwe groep met een gemeenzaam gedrag.

Het is een natuurlijke reactie van de mens om mee te gaan in een dergelijk mechanisme. Het is in feite het aanleren van de sociale norm. Hierbij wordt norm gedefinieerd als hetgeen maatschappelijk geaccepteerd wordt. Voor de jeugdige groep is de maatschappelijke waarneming anders dan voor buitenstaanders, maar dat is voor hen geen reden om te twijfelen aan de geldende norm. Hoewel buitenstaanders daar geheel anders over kunnen denken.

Een hedendaags voorbeeld is de Björn Borg onderbroek die met gepaste trots toch wel zo’n 10 cm boven de jeans uit mag komen. Jongeren die nu met een heupbroek de klas in komen hebben lef. Zij zijn het die de norm breken en die door de groep wordt aangekeken als buitenstaanders. Zie hier ook de overeenkomst met de veiligheidscultuur. Het is in feite de vraag of het stoer is om met bijvoorbeeld een veiligheidsbril op te lopen of juist niet.

Vanuit de psychologie wordt de invloed van het rolmodel verklaard en dat is hier belangrijk. De stoere jeugdigen die de Hush Puppies rage startte vervulden het rolmodel. Zij werden geïmiteerd door leeftijdgenoten die dezelfde schoenen gingen kopen.  De kenmerken van het rolmodel zijn van belang voor de mate waarin wij hen willen imiteren. Het is bekend dat we geneigd zijn om gedrag te imiteren van personen die we vertrouwen, als belangrijk ervaren of aantrekkelijk vinden.

Dat dit van invloed is voor het slagen van een gewenste cultuurwijziging zal niemand verbazen. In feite gaat elke wijziging gepaard met een leerproces en is het belangrijk om de waardering van het rolmodel nader te beschouwen. Het imitatiegedrag wordt versterkt door twee mechanismen:

  1. Stimulusversterking, waarbij stimuli en objecten aantrekkelijk worden, omdat het rolmodel ermee omgaat.
  2. Doelversterking, waarbij het doel dat het rolmodel bereikt met diens handelen aantrekkelijker wordt.
Een praktijkvoorbeeld is het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Medewerkers zien hun rolmodel in actie en omdat er sprake is van waardering worden de persoonlijke beschermingsmiddelen aantrekkelijke objecten om te gebruiken (stimulusversterking).

Tegelijkertijd ziet de medewerker dat het rolmodel beschermd wordt tegen gevaar, waardoor de motivatie om ook persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen stijgt (doelversterking). Deze twee factoren samen maken dat de medewerker zijn manager wil imiteren en ook met de juiste veiligheidsmiddelen wil werken.

Het gedrag van het rolmodel heeft nog meer gevolgen. Dit gedrag wordt tevens onbewust gekopieerd. Dit houdt in dat als een manager veiligheid niet serieus neemt en zich negatief uitlaat of zich laconiek opstelt ten aanzien van navolging dit direct van invloed zal zijn op het gedrag van de medewerkers.

Voor het implementeren van een veiligheidscultuur zijn er verschillende modellen.
In het model van figuur 1 wordt als eerste stap gesproken over managementbetrokkenheid en vervolgens over de belangrijkheid van operationele verantwoordelijken. In feite zijn deze personages de rolmodellen. Zij moeten samen zorgdragen voor de nieuwe trend. Zij moeten gekopieerd worden. Zij zijn het grote voorbeeld en zullen langzaam de norm bepalen.


Figuur 1 Model volwassenheid veiligheidscultuur
Andersom werkt niet. Managers kunnen zich geen onveilig gedrag veroorloven ten overstaande van de mensen op de werkvloer, eenvoudig omdat ze manager zijn. De norm zal direct aangepast met het voorbeeld als bewijs en er zal nooit een veiligheidscultuur bereikt worden.

Wie is nu ideaal als rolmodel teneinde het doel te bereiken?
Vanuit het feit dat betrokkenheid van het management nodig is, mag de directe lijn van de directie tot de operationele managers feitelijk niet ontbreken. Allen hebben een voorbeeldfunctie en zij zullen achter de cultuurwijziging moeten gaan staan vanuit hun verantwoordelijkheid. De kans van slagen wordt hierdoor groter, maar dit alleen is veelal niet voldoende. Er bestaat ook nog zoiets als natuurlijk leiderschap. Sommige personen worden binnen bedrijven belangrijk gevonden en hebben dus invloed, ook al zijn zij geen managers. Voor het succesvol veranderen van gedrag is het van doorslaggevend belang om deze mensen te motiveren en als trekker zelf rolmodel te laten zijn.

Als we de jongeren die de Hush Puppie rage startten nader beschouwen is het onbelangrijk of zij managers zijn. Klaarblijkelijk was het feit dat hun vrienden, kennissen of klasgenoten deze personen belangrijk voldoende vonden om het gedrag te imiteren. Het gaat hier om persoonlijke leiders.

Er is verschil tussen leiders en managers, natuurlijk geeft een manager leiding en dient een leiding te managen, maar er zijn verschillen. Voor meer informatie wordt verwezen naar een artikel van Harvard Business School auteur Abraham Zaleznik  “Managers & Leaders”.
   
In het kort kunnen we zeggen dat de manager zorg draagt voor de operatie en de leider voor de richting. Als het type verder belicht wordt houdt de leider zich bezig met het verwezenlijken van zijn of haar dromen en de manager van de zaken die gedaan moeten worden. Hierdoor heeft een leider die gelooft in zijn eigen dromen vaak een charisma. Dit wordt herkend en appelleert aan de imitatiedrang van ons rolmodel. De meest bekende leiders zijn zonder meer mensen als Bill Gates, Jack Welsch. Maar dit kunnen net zo goed minder bekende leiders zijn die zelfs voor de eigen onderneming mogelijk belangrijker zijn. Zo zou de man achter de snijmachine aan het trainen kunnen zijn om kampioen hardlopen te worden en zo veel respect afdwingt en ook de vrouw van de inpakafdeling die in haar vakanties opoffert om met zieke kinderen op stap te gaan.

Het succes zit vaak in kleine zaken je moet ze alleen zien.

Jan Tournois
Directeur Pilz Nederland

Afschermen van gevaren

Bij het identificeren van gevaren gerelateerd aan machines komt vaak de vraag naar voren over het waarom, wat en hoe van het afschermen van de geconstateerde gevaren. Het punt van waarom afschermen van gevaren is voor de meesten wel duidelijk, namelijk het voorkomen van ongevallen. Het wat is in een soms wat abstracte formulering opgenomen in verschillende wettelijke eisen. Het hoe is voor een ontwerper of samensteller van installaties echter het belangrijkst. Het gaat hier namelijk om de praktische invulling. Kijken we eerst even naar het wat.

Wat af te schermen?
Bij machines is in het algemeen sprake van bewegende delen. Deze bewegende delen kunnen mechanische georiënteerde gevaren met zich meebrengen. De voor machines en samenstellen van machines relevante wetgeving Machinerichtlijn 06/42/EG als ook de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet (verwerkt in hoofdstuk 7 van het Arbobesluit) geven aan dat bewegende delen afgeschermd dienen te worden om gevaren te voorkomen:

Machinerichtlijn, Bijlage I, artikel 1.3.7 (essentiële eis)“

De bewegende delen van de machine moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat wat betreft risico voor aanraking waardoor zich ongelukken zouden kunnen voordoen, wordt voorkomen, of, wanneer risico's blijven bestaan, voorzien zijn van afschermingen of beveiligingsinrichtingen.”

Arbobesluit, Artikel 7.7.
“Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, zijn zij van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen.”

Conclusie is dus dat het van belang is om inzicht te hebben in de bewegende delen. Dat levert het antwoord op de wat - vraag. Echter, hoe komen we met een adequate oplossing?

Hoe af te schermen oftewel de keuze van afschermingen 
Naast implementatieaspecten is er inzicht nodig in welk type afscherming nu geschikt is bij welk gevaar? Dit hangt af van een aantal factoren. Een overzicht van deze factoren is uitgewerkt in o.a. norm, NEN EN ISO 12100-2. In artikel 5.2 van norm EN-ISO 12100-2 staat o.a. het volgende:


  • Het doel van een afscherming – vaste afscherming, blokkeerscherm al dan niet vergrendeling -  is het voorkomen van blootstelling aan gevaren;
  • De keuze dient altijd gebaseerd te zijn op een risicobeoordeling van de geconstateerde gevaren of gevaarlijke situaties (opmerking Pilz: de risicobeoordeling zal altijd leidend zijn in de oplossing);
  • Vaste afschermingen alleen toepassen als geen of zelden toegang vereist is van een bediener met andere woorden de keuze  is afhankelijk van de toegangsfrequentie en daarmee van de bedrijfscondities;
  • Er moet rekening worden gehouden met additionele omstandigheden, zoals emissies (lawaai, stof etc.) en omgevingomstandigheden (hitte, weer etc.);
  • Mogelijk gevaar van wegvliegende delen;
  • Stoptijd van de machine;
  • Startgedrag van machines;
  • Correcte invulling van functionaliteit van een type afscherming zoals het blokkeren van beweging bij een blokkeerscherm.

Een voorbeeld
Stel een machine heeft een positie waarbij regelmatig een bediener een handeling moet verrichten in de nabijheid van bewegende delen. Er is geen mogelijkheid om de handeling te automatiseren, dus er zal moeten worden gekeken naar een afscherming. Een vaste afscherming die niet kan worden verwijderd is bij een dergelijke situatie niet wenselijk. Een beweegbare afscherming levert een meer praktische werksituatie op. Bedenk wel dat een geopende beweegbare afscherming echter weer blootstelling aan bewegende delen met zich mee brengt als er geen blokkeervoorziening aanwezig is met andere woorden een beweegbare afscherming heeft alleen zin als deze ook de bewegende delen stopt bij openen. In dat geval is er sprake van een blokkeerscherm, een beweegbare afscherming die het bewegen van delen blokkeert. Verder is het belangrijk te weten of de machine een uitlooptijd heeft en een bediener na het openen van een beweegbare afscherming niet alsnog blootgesteld wordt aan bewegende delen. In dat geval dient ook nog een vergrendelingsfunctie aan het scherm te worden toegevoegd, die het openen vergrendelt totdat de bewegende delen zijn gestopt. Naast bovengenoemde eisen is het ook van belang op welke afstand de beweegbare afscherming wordt geplaatst. Deze afstanden zijn te herleiden uit tabellen in de ISO 13857.

Tot slot
De keuze van een afscherming is niet arbitrair, maar is afhankelijk van diverse factoren waarvan hierboven er een aantal zijn weergegeven. Het ontwerpen gaat verder dan alleen maar even hekken of kappen plaatsen. Hoe eerder er tijdens het ontwerp van een installatie naar de afscherming wordt gekeken, des te kleiner de kans wordt op aanpassingen achteraf.

De experts van Pilz
Vanuit de dagelijkse praktijk hebben de experts van Pilz veel ervaring opgedaan in het ontwerpen van afschermingen. Als u met een dergelijk probleem geconfronteerd wordt dan zijn wij bereid dit gezamenlijk op te lossen. 

Is veiligheid uw opstap naar succesvol ondernemen ?

Veiligheid komt terug in alle segmenten en processen in de samenleving. Vrijwel iedereen gaat er vanuit dat zijn of haar veiligheid gewaarborgd is en gevaren afgewend kunnen worden. In de praktijk staan we er niet bij stil maar in vele gevallen is dit schijn(veiligheid). Dit “veilige” gevoel is echter volgens de psycholoog Maslow één van basisbehoeften van de mens.

Als individu gaan wij er van uit dat alle primaire levensbehoeften op een veilige wijze naar ons toe komen en dat dit gewaarborgd is door de verschillende organisaties die zich daarover ontfermen.

Veilig werken en gevaren afwenden is een aspect dat door de werkgever gewaarborgd moet worden via onder andere ARBO en de arbeidsmiddelenrichtlijn maar naar onze mening een bedrijfsbelang moet zijn.
Succesvol ondernemen wordt gerealiseerd door onder meer het maken van de juiste strategische keuzes. Binnen deze strategie komt steeds vaker ook de werksfeer (gezond, veilig en milieuvriendelijk) binnen de organisatie naar voren. Uit onderzoek blijkt dat deze werksfeer van grote invloed is op de productiviteit van de onderneming. Naar onze mening zijn er, buiten productiviteit alleen, op de langere termijn ook secundaire positieve effecten waar te nemen.

Het aantrekken van personeel met de juiste kwalificaties zal op termijn steeds problematischer worden. Bedrijven die aantoonbaar beter presteren in het creëren van een goede werksfeer zullen hier minder problemen mee hebben en dus meestal de juiste man op de juiste plaats kunnen krijgen wat overigens ook weer leidt tot verhoogde productiviteit.

Aankondiging: SZW enquêteert over ongevalscijfers

Het ministerie van SZW gaat in verband met het terugdringen van het aantal arbeidsongevallen een selectie van bedrijven met meer dan vijftig werknemers benaderen, de zogeheten Top 5000.

Deze bedrijven worden benaderd, omdat het vermoeden bestaat dat zij een meer dan gemiddeld aantal arbeidsongevallen hebben: dat wil zeggen ongeveer twintig arbeidsongevallen met verzuim per jaar.

In de afgelopen jaren is in opdracht van het ministerie onderzoek gedaan naar oorzaken van ongevallen en blootstelling aan arbeidsveiligheidsrisico's. Op basis daarvan is het vermoeden ontstaan dat een aanzienlijk gedeelte van de arbeidsongevallen bij een beperkte groep van bedrijven is geconcentreerd.

De hypothese is dat bij deze groep van circa 5000 bedrijven ongeveer 40 procent van de jaarlijks arbeidsongevallen met verzuim (230.000) plaatsvindt. Het ministerie van SZW wil inzicht krijgen of deze veronderstelling klopt door middel van een enquête onder deze groep bedrijven.

In de enquête staan twee zaken centraal:

  • Het verzoek aan bedrijven om informatie over het aantal arbeidsongevallen en de aard van de ongevallen in hun bedrijf. Op basis hiervan wordt bepaald of een bedrijf daadwerkelijk behoort tot de groep van bedrijven waar relatief veel arbeidsongevallen plaatsvinden.
  • Een aanbod aan bedrijven van het ministerie van SZW om deel te nemen aan het Actieplan Arbeidsveiligheid gericht op ongevalsreductie. Bedrijven worden op die manier ondersteund bij de vermindering van hun arbeidsongevallen. Bedrijven wordt in de enquête ook gevraagd op welke wijze zij ondersteund willen worden. Dit is belangrijke input voor het Actieplan Arbeidsveiligheid, dat het ministerie van SZW uitvoert in de periode 2010 tot en met 2012.

Het ministerie van SZW streeft naar een maximale respons op de enquête. Dit betekent dat er op de brief met enquête eventueel een rappel zowel schriftelijk als telefonisch zal volgen.